RUISELEDE: KNOOPPUNT VAN TRAMLIJNEN
Inleiding
Het kleine Ruiselede werd bij het begin van de 20e eeuw het knooppunt van twee belangrijke landelijke tramlijnen en begon op die manier een nieuw hoofdstuk in haar transport- en vervoersgeschiedenis.
De lijn Tielt-Aalter zorgde voor een directe aansluiting van Ruiselede op de twee belangrijkste treinstations in de regio en betekende een belangrijke stap in de toename van de mobiliteit van de dorpsbewoners. Later werd met de aanleg van de tramverbinding tussen Ruiselede en Gent via Nevele een nieuw gebied voor de Ruiseledenaar ontsloten.
Tielt-Ruiselede-Aalter
De lijn Tielt-Ruiselede-Aalter werd in 1886 aangelegd vanuit Aalter.
De Ruiseleedse Gemeenteraad was enthousiast over de komst van deze spoorlijn: ‘(…) de tramlijn zal grote diensten bewijzen aan de bevolking. Deze gemakkelijke, goedkope en snelle verbinding zal de industriële en commerciële relaties met de omliggende lokaliteiten verbeteren’.
In Ruiselede volgde deze lijn de steenweg Aalter-Ruiselede-Tielt, nu Aalterstraat, Kasteelstraat en Tieltstraat. Een onteigeningsplannetje uit 1886 toont het parcours van de lijn door het dorpscentrum. In de Aalterstraat, ter hoogte van de pastorij diende een muurtje afgebroken te worden om de tram vrije doortocht te geven. In de Kasteelstraat werd een uitwijk-spoor of wissel aangelegd waar de goederenwagens door de plaatselijke handel konden geladen en gelost worden.
Gent-Nevele-Ruiselede
De plannen voor een tramverbinding tussen Nevele en Gent werden reeds in 1899 besproken in het provincie-gebouw in Gent door afgevaardigden van de gemeenten Vosselare, Sint-Martens-Leerne, Bachte-Maria-Leerne, Sint-Martens-Latem en Sint-Denijs-Westrem die hun dorpen met Gent-Sint-Pieters wilden verbinden.
Om ook de aansluiting met de lijn tussen Aalter en Tielt te kunnen verzekeren werd door enkele gemeenten een studie aangevraagd voor het verlengen van de geplande tramlijn tot in Ruiselede.
Nevele wees Ruiselede echter af: ‘een groot dorp met 6 à 7000 inwoners, uitsluitend landbouwers, zonder spoorweg, noch kanaal, met weinig relaties met de omliggende gemeenten, geïsoleerd en verachterlijkt, zonder commerciële of industriële ontwikkeling, waar de weinig bedrijvigheid onvoldoende is om de exploitatiekosten te dekken’.
Nevele opteerde liever voor een rechtstreekse doorsteek naar Aalter .Een wens die door de toenmalige Nationale Maatschappij Voor Buurtspoorwegen niet werd ingewilligd. In 1901 werd definitief gekozen voor het traject Gent, Drongen, Baarle, Sint-Martens-Leerne, Vosselare, Nevele, Poesele, Lotenhulle, Poeke en Ruiselede.
Het Getrouwe Maldegem juichte deze nieuwe tramlijn toe: ‘Het leggen van eene nieuwe tramlijn van Gent naar Nevele schijnt een beslotene zaak. (…) Het schepencollegie van Ruysselede schijnt het doorhaald te hebben en de nieuwe tramlijn zal naar daar gaan, al langs Loo-ten-hulle en Poucques. Te Ruysselede komt de lijn op deeze van Thielt-Aeltre. Dat is een schone zaak voor Ruysselede, en ’t zal ook batig wezen voor de lijn Thielt-Aeltre.’
De lijn had uiteindelijk een lengte van 26,6 km. Het traject tussen Gent en Drongen was al op 6 juni 1909 in dienst en op 29 januari 1911 werd vervolgens de lijn tot Nevele ingereden. De tramlijn tussen Nevele en Ruiselede werd feestelijk ingereden op 29 februari 1912. De Ruiseleedse haltes op deze lijn kregen de benamingen Molenakker en Ruysselede Dorp.
De tramstatie
De aanleg van de tramlijn tussen Ruiselede en Nevele had heel wat gevolgen voor de Ruiseleedse dorpskern. Niet enkel werden nieuwe sporen aangelegd, ook de reeds bestaande lijn tussen Tielt en Aalter die via het centrum liep, werd verlegd. De tramlijn Tielt-Aalter volgde voortaan vanuit de huidige Tieltstraat de Tramweg om er te stoppen aan het nieuwe goederenstation.
Dit goederenstation werd, na de heraanleg van de lijn Tielt-Aalter en het aanbrengen van de nieuwe sporen tussen Ruiselede en Nevele in 1912 in gebruik genomen. Niet enkel waren op die manier enkele laadproblemen in de Kasteelstraat van de baan, het nieuwe goederenstation beschikte nu ook over een ruime losplaats met weegbrug en werd een degelijke tramstatie.
Het einde van de tram in Ruiselede
Diverse toekomstplannen om de bestaande tramlijnen te verbeteren, te verbreden of te verlengen werden gedwarsboomd door het uitbreken van de Eerste en later de Tweede Wereldoorlog.
Op 13 oktober 1914 legden vijandelijkheden alle tramverkeer stil. Diverse bruggen op het traject Gent-Nevele-Ruiselede waren vernietigd, er was een gebrek aan materiaal en heel wat tramsporen werden door het Duitse leger verwijderd om de metalen te recupereren. Ongeveer 80% van de buurtspoorlijn Gent-Nevele-Ruiselede werd uitgebroken waardoor tramverkeer zo goed als onmogelijk was geworden.
Enkel de lijn Tielt-Aalter bleef in dienst tussen 24 november 1914 en 15 maart 1916, tot ook hier de Duitsers de exploitatie stil legden. De tram reed de komende jaren wel nog op dit traject voor oorlogsdoeleinden en vervoerde bijvoorbeeld gewonde Duitse soldaten die van het front naar het lazaret in het klooster van Ruiselede werden gebracht.
Van tram tot bus
Tussen 1919 en 1921 werden overal in Vlaanderen de meeste buurtspoorwegen hersteld. Op de lijn Gent-Nevele-Ruiselede gebeurde dit pas tussen april en oktober 1921. De lijn Tielt-Ruiselede-Aalter werd reeds in 1919 heropend. Deze opleving zou echter van vrij korte duur blijken.
Op het einde van de jaren twintig werden heel wat trams afgeschaft wegens financiële problemen voor de uitbatende maatschappijen. Ook de dienstregeling van bepaalde trams werd in vraag gesteld. Bovendien schreef het Ruiseleedse gemeentebestuur dan al: ‘Wij aanzien de dienst der reizigers met de tram als een verouderd stelsel dat hoegenaamd niet meer kan voldoen…’. Reeds dan werd overwogen om bussen in te leggen.
Ook voor elektrificatie of verkeer met ‘lichte motor-machienen’ was men te vinden.
Vanaf 1932 werd de lijn tussen Gent en Nevele volledig geëlektrificeerd en kreeg een N als kenteken. Het resterende traject van Nevele tot Ruiselede kreeg het lijnnummer 377 en werd afgelegd door het ‘Kamielke’. Deze rijtuigen van de stoomtram waren vanaf 1932 omgebouwd tot benzine-motorwagens om te gebruiken op de minder winstgevende lijnen, waaronder het traject Nevele-Ruiselede.
In 1939 werden, tot groot ongenoegen van de reizigers, het aantal tramritten naar Aalter gehalveerd, wegens ontoereikende ontvangsten. WOII zou de tramtoekomst van Ruiselede en de regio in sterke mate bepalen. De lijn Ruiselede-Aalter werd van 5 januari 1943 af tussen beide gemeenten opgebroken en zou niet meer hersteld worden. Vanaf 1948 werd een autobus ingelegd.
De lijn Tielt-Ruiselede en Ruiselede-Nevele bleef tijdens de oorlog in gebruik maar er werden opnieuw stoomlocomotieven in omloop gebracht wegens brandstof-gebrek. Tussen 1949 en 1953 kwamen de ‘Kamielkes’ terug. WOII zou echter een laatste stuiptrekking betekenen voor de toekomst van de (stoom)tram tussen Ruiselede en Nevele.
Op 8 augustus 1953 werden de ‘Kamielkes’ tussen Ruiselede en Nevele vervangen door een autobus. Poesele, Lotenhulle en Poeke werden dan door een vaste busdienst vanuit Nevele met Ruiselede verbonden. Vijf jaar later werd ook een vervangende busdienst ingericht tussen Gent-Sint-Pieters en Nevele.
De tramlijn behoorde definitief tot het verleden.
Bronnen:
- Etienne Van Wonterghem, Honderd jaar geleden: De stoomtram Tielt-Ruiselede-Aalter, in: Oud Ruysselede, 1986, nr. 2, pp. 89-102.
- Etienne Van Wonterghem, Honderd jaar buurtspoorwegen te Ruiselede, in: Oud Ruysselede, 1987, nr. 2, pp. 67-86.
- ‘De buurtspoorweg en de tram in het Land van Nevele’, in: Het Land van Nevele, 2011, jg. XLII, aflevering 4, pp. 3-62