Radiotorens

Het Radio Maritiem Zendstation (Het zendcentrum SCRE in Wingene)

In 1921 werd besloten een dienst voor radioberichtgeving met met grote actiestraal op te richten met als doel België te verbinden met het toenmalige Belgisch-Congo en Amerika.

Aanvankelijk voorzien op het grondgebied van Ruiselede, werd het hoofdgebouw van het zendstation om technische redenen uiteindelijk op het grondgebied van de gemeente Wingene opgericht.

De werken begonnen in 1923. De eerste steen werd door Koning Albert I gelegd op 19 december. De eerste radiotelegraafverbinding op lange golven werd op 3 oktober 1927 ingehuldigd, de eerste berichten met de wegaanduiding 'via BELRADIO', bereikten op die manier Amerika, langs een uitsluitend Belgische weg. De hiervoor gebruikte zenders van het type wisselstroomgenerator (+-17 kHz) werden eerder succesvol getest in het zendstation te Nauen bj Berlijn, Duitsland.

De radiomasten voor deze 'lange golven' (golflengte van 20000 meter) hadden een hoogte van 287 meter. Ze waren in twee rijen van vier opgesteld, op 400 meter van elkaar op de grondgebieden van Ruiselede en Wingene. Typerend voor die tijd was dat aanvankelijk nog hogere antennemasten waren voorzien, maar dat, om het prestige van de Eifeltoren niet in het gedrag te brengen, de hoogte tot 287 meter werd beperkt. 

Identieke ontwikkelingen deden zich o.a. te Kootwijk (NL) voor, waar er nood was aan radioverbindingen met het toenmalige Nederlands Indië. De eerste verbindingen met nagenoeg identieke installaties startten op 18 januari 1923.

Op 1 september 1928 werd de radiotelegraafdienst met de kolonie op korte golven geopend. 

Later volgden verbindingen met o.a. Buenos Aires en Madrid (1931), Beiroet (1932), Rio de Janeiro (1934), Belgrado, Wenen (1937) en uiteindelijk Warschau (1938). 

In 1930 worden de vroegere gebouwen van de matrozenschool, de succursale, overgedragen aan de R.T.T..

Op 30 december 1933 vloog een vliegtuig tegen een mast en 2/3 van deze 287 meter hoge pijler stortte neer. In oktober 1940 werden de masten van deze langegolfantennes door de Duitsers opgeblazen. Deze werden later niet meer heropgebouwd. Tijdens het verder verloop van deze oorlogsperiode werd het centrum praktisch volledig leeggehaald, nadat het eerst tijdelijk als radiostation voor de U-boten en voor de luchtvaart werd gebruikt.

Gedurende de bezetting waren er reeds plannen uitgewerkt en werd zelfs een geheime bestelling geplaatst bij Philips, voor de levering van zenders na de vijandelijkheden. Hierdoor was het mogelijk om reeds enkele weken na de bevrijding voorlopige apparatuur in dienst te stellen.

De hestelperiode was zeer kort en in 1946 waren de hoogste vooroorlogse verkeerscijfers reeds overschreden.

Het steeds groter wordend aandeel van de mobiele maritieme diensten in de exploitatie van het zendcentrum en de vermindering van het punt-tot-puntverkeer, lagen aan de basis van de beslissing om het zendstation in 1972 definitief bij het Gewest van de Radiomaritieme te integreren.

Sinds 1997 valt het station onder de Belgische Marine (Ministerie van Landsverdediging).

Zowel het zendstation als bepaalde installaties zijn sinds 1999 beschermd als monument omwille van de industreel-archeologische en wetenschappelijke waarde.

Bron: niet gekend - artikel uit Gemeentelijk Archief Ruiselede